Utrechtse raadsleden PvdD en D66 stellen schriftelijke vragen over rekenrendement stadsverwarming

Schriftelijke vragen

Rekenen met de forfaitaire waarde voor stadsverwarming

Maarten van Heuven, Partij voor de Dieren
Maarten Koning, D66

Op 14 april 2016 is motie 42 aangenomen, waarin het college opgeroepen werd om bij beoordeling van vergunningaanvragen voor nieuwbouw in de EPC te blijven rekenen met de forfaitaire waardes, in plaats van kwaliteitsverklaringen over warmte te accepteren. Door te rekenen met de forfaitaire waarde wordt voorkomen dat door een fluctuerende mate van duurzaamheid (van stadsverwarming), de energieprestaties minder duurzaam zijn dan afgesproken. Bij een kwaliteitsverklaring wordt namelijk uitgegaan van een momentopname, terwijl we ervaren hebben dat stadsverwarming door de tijd heen minder duurzaam kan worden, en op dat moment zijn de aanvullende maatregelen om tot een goede EPC te komen onvoldoende.

In een raadsbrief (“Voortgangsnotitie stadsverwarming”, 7 juni 2016) werd vervolgens gesteld dat:

Het Bouwbesluit staat evenwel toe dat een vergunningaanvrager onder bepaalde voorwaarden gunstiger rekenwaardes hanteert. Dit mag wanneer is aangetoond dat het product bij dezelfde uitgangspunten als in de norm en bij representatieve omstandigheden, een hoger rendement realiseert. Dit hogere rendement mag vervolgens wettelijk worden gehanteerd. Daartegen kan de gemeente zich niet verzetten.

De beleidsruimte voor de gemeente om nieuwe kwaliteitsverklaringen niet te accepteren is beperkt in het geval deze correct is opgesteld, van toepassing is op het Utrechtse warmtenet en er geen sprake (meer) is van een uitzonderlijke situatie zoals eerder dit jaar. Gelet op de door Bureau Controle Registratie Gelijkwaardigheid goedgekeurde kwaliteitsverklaring, de aanvullende verklaring van Eneco over het opwekkingsrendement en de bepalingen in het Bouwbesluit moeten wij vanaf het moment, dat de kwaliteitsverklaring in het landelijk register is ingeschreven, bij vergunningverlening voor woningen met stadsverwarming rekenen met een rendement van 125% voor het secundaire net.

Uit deze bewoording lijkt het alsof de (bijna raadsbreed) aangenomen motie niet wordt uitgevoerd en er alsnog niet met de forfaitaire waarde wordt gerekend.

Twee jaar na het aannemen van de motie vragen onze fracties zich af wat de opbrengsten ervan zijn. Daarom hebben onze fracties de volgende vragen:

1. Hoe wordt de motie in de praktijk gebracht?

2. Maakt de gemeente verschil tussen erkende en niet-erkende kwaliteitsverklaringen, zoals het Bureau Controle en Registratie Gelijkwaardigheid (BCRG) dat voorschrijft? 1

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zegt op haar website dat de gemeente kan kiezen om een kwaliteitsverklaring naast zich neer te leggen en te rekenen met de forfaitaire waarde:

“De gemeente bepaalt uiteindelijk zelf of ze een (gecontroleerde) kwaliteitsverklaringaccepteert of niet.” 2

3. Geldt de verklaring van Eneco-stadsverwarming als een erkende kwaliteitsverklaring? (nb:“erkend” is iets anders dan “gecontroleerd”)

4. Klopt het dat niet-erkende kwaliteitsverklaringen, hoewel soms wel door de BCRG gecontroleerd, niet geaccepteerd hoeven te worden?

5. Klopt het dat de gemeente zich wel degelijk kan verzetten tegen het hanteren van een hoger rendement, ook als er een kwaliteitsverklaring aanwezig is?

6. Wordt bij de stadsverwarming van Eneco gerekend met de forfaitaire waarde of met het hogere rendement uit de kwaliteitsverklaring?

7. In hoeveel gevallen is er bij vergunningaanvragen voor nieuwbouw gerekend met forfaitaire waarde voor stadsverwarming, zoals opgedragen in de aangenomen motie 2016- 42?

8. Hoeveel CO2 wordt er per jaar extra uitgestoten doordat er, na aanname van de motie, niet met het forfaitaire rendement is gerekend?

9. Is het college bereid om alsnog met de forfaitaire waarde te gaan rekenen om de motie in de praktijk te brengen? Zo nee waarom niet?

Stadsverwarming levert door middel van een “afleverset” ook de warmte voor het warm tapwater. Daarbij kan in de EPC-berekening worden uitgegaan van “HT” of “LT” (hoge of lagetemperatuur)-verwarming. Indien LT gekozen wordt dan levert dat een lager, dus gunstiger, EPC.

10. Dient hier bij Eneco-stadsverwarming gerekend te worden met hoge of lage temperatuurverwarming? Graag een onderbouwing bij de keuze voor HT of LT.

In 2017 nam het college motie 61 over: Utrecht bouwt BENG.

11. Is het college het met ons eens dat, hoewel ook deze motie eraan bijdraagt dat er meer CO2-neutraal gebouwd wordt, deze niet dezelfde strekking heeft als M2016-42, omdat M2017-61 niet direct concreet resultaat oplevert voor woningen met stadsverwarming?

Bekijk hier de schriftelijke vragen.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

UA-65853139-1